De meest overzichtelijke vorm van een
dak
is het platte dak: de
dakbedekking
ligt (bijna) direct op de
balklaag
er onder. Er is dus geen
kap.
Vooral bij de wat oudere voorbeelden is het dak niet echt helemaal plat: één of
meer vlakken iets hellende vlakken
(
afschot)
of bollend (zeeg)
zorgen ervoor dat het water goed wegloopt.
Want dat is het probleem van het platte dak: wanneer het water blijft staan,
wordt wel erg veel gevraagd van de kwaliteit van de dakbedekking. Was dat in het
verleden vaak
zink
of
lood,
tegenwoordig zijn minder sterke materialen gebruikelijk, zoals
asfaltpapier.
Bekend zijn de lekkages, die zo'n dak kan krijgen wanneer er onvoorzichtig
gelopen wordt over de kiezel, die er vaak over gestrooid is.
Bij verdedigingswerken zoals een
donjon
werd vaak voor een plat dak gekozen om de verdedigers alle ruimte te geven.
De beste oplossing was dan een gemetselde
koepel
over de ruimte onder het platte dak, want daarop is een heel stevig loopvlak mogelijk.
Zoals gezegd: een echt plat dak rust meestal op balken die opgelegd zijn op muren en dus niet op
spanten
van een kapconstructie. Soms heeft een plat dak aan één of twee
zijden een schuine afwerking: we noemen dat een
'
plat dak met schild'.
Meestal is dat een
voorschild,
waardoor het vanaf de straat lijkt alsof het huis een
kap heeft en daardoor beter past tussen de lagere buren.
Wanneer het platte deel van het dak wel op een kapconstructie rust, is er sprake van een '
kap met plat'.
Tekst: Jean Penders (03-2005). Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders